Het gaat om een druif met een gouden schil, waarmee zowel droge als zoete witte wijnen worden gemaakt. Deze druif heeft de eigenschap (net als de Riesling) om "edel te rotten": onder bepaalde temperatuur- en vochtigheidsomstandigheden verzacht de schimmel botrytis cinerea de schil van de druif, waardoor deze uitdroogt en het uiterlijk krijgt van een rozijn met een hoog suiker- en zuurgehalte. Dit vormt de basis voor het maken van een romige zoete wijn, perfect in balans tussen zuurgraad, suiker en alcohol, met intense bloemige aroma's en een honingachtige smaak. Dit zijn wijnen die lang kunnen rijpen (wanneer ze op eikenhout worden gerijpt, ontwikkelen ze een zeer interessante kruidige bouquet). Het is essentieel in de productie van zoete witte wijnen zoals die van Sauternes. Deze variëteit heeft veel toepassingen: van het maken van droge of zoete wijnen, Jerez of brandy; tot het combineren met andere druivensoorten (vooral de Sauvignon Blanc), wat resulteert in wijnen van hoge kwaliteit.
Het ontwikkelt aroma's van honing, fruit, toast, vers gemaaid gras en enkele citrusgeuren. Wanneer het vroeg wordt geoogst en op eikenhout wordt gerijpt, komen aroma's van banaan en gebak naar voren. In het glas toont het een lichte geelgroene kleur met gouden reflecties.
In de mond zijn de droge wijnen evenwichtig en zeer karaktervol, met smaken van groene appel, room, honing, toast en citrus.
Zwakheden
Gemakkelijk te telen en zeer productieve variëteit, redelijk resistent tegen ziekten, behalve tegen rot (botrytis). De druif rijpt vroeg en krijgt een roze tint in gematigde klimaten. Geschikt voor gebieden met zonnige dagen en koele nachten.